Beleidsconferentie
 

Leeswijzer

In deze leeswijzer staat in het kort beschreven waarmee de komende jaren rekening moet worden gehouden voor het sociale domein op Walcheren. Welke wet- en regelgeving is van kracht? Welke afspraken hebben de pas gestarte colleges gemaakt in de drie gemeenten? Wat gebeurt er momenteel wat betreft werk & inkomen en participatie op Walcheren?
Welke landelijke inhoudelijke ontwikkelingen zijn relevant?

In de zes hoofdstukken is het achtergrondmateriaal steeds aan het eind te downloaden. De stukken zijn in een overzicht te vinden op de pagina Documenten.

Als u hieronder klikt op een hoofdstuktitel, komt u direct bij de betreffende tekst.

1. Taken en verantwoordelijkheden van de gemeenten

2. Coalitieakkoorden Middelburg, Veere en Vlissingen

3. Kadernota Participatie van de gemeenten

4. Visie van de organisaties

5. Financiële kaders van de organisaties

6. Landelijke ontwikkelingen


1. Taken en verantwoordelijkheden van de gemeenten

De Wet Werk en Bijstand (WWB) vormt het wettelijk kader voor het bijstands- en reintegratiebeleid. Het motto van de wet is ‘werk boven inkomen’. De gemeente draagt de verantwoordelijkheid voor het voeren van een eigen beleid voor sociale zaken en arbeidsmarktbeleid.
De gemeente heeft de taak werklozen, die geen recht hebben op een andere voorziening, te ondersteunen bij het vinden van werk. Dit kan onder andere in de vorm van het bieden van begeleiding of scholing. Daar waar arbeid in loondienst (nog) geen mogelijkheid is, wordt zoveel mogelijk ingezet op maatschappelijke participatie.
Als het vinden van werk niet lukt en inwoners niet zelf in hun levensonderhoud kunnen voorzien, zijn gemeenten verantwoordelijk voor het verstrekken van een bijstandsuitkering. Daarnaast heeft de gemeente de taak armoede te bestrijden.
De gemeente heeft bij de uitvoering van de WWB een financieel risico. Als de gemeente het eigen bijstandsbudget overschrijdt, moet zij het verschil zelf bijleggen.

In de Wet Investeren in Jongeren (WIJ) is de speciale verantwoordelijkheid van de
gemeenten voor jongere inwoners geregeld.
Onder bepaalde voorwaarden hebben jongeren van 16 tot 27 jaar een individueel recht op een werkleeraanbod, waarmee zij naar duurzame arbeidsparticipatie worden geleid. Bij de WIJ is geen poortwachtersfunctie om het recht op een werkleeraanbod te beperken; het is juist de bedoeling dat jongeren er zo veel mogelijk gebruik van maken. Het werkleeraanbod kan allerlei vormen hebben, gericht op leren (sociale activering, werknemersvaardigheden, solliciteren) of op werken (stageplaats, gesubsidieerd werk, een 'echte' baan). Ook hoort er schuldhulpverlening en nazorg bij. Omdat alles gericht is op duurzame arbeidsparticipatie, vormt het behalen van een startkwalificatie een ijkpunt.

Beide wetten leggen de verantwoordelijkheid bij het lokale bestuur. De gemeenteraad stelt in verordeningen de regels vast waarmee uitvoeringsorganisaties de wetten uitvoeren. De gemeenten Middelburg, Veere en Vlissingen hebben in een gemeenschappelijke regeling de uitvoering van de WWB en de WIJ overgedragen aan de Sociale Dienst Walcheren.

Vanaf 1 januari 2008 geldt de nieuwe Wet sociale werkvoorziening (Wsw). Deze wet zorgt ervoor dat nog meer mensen met een Wsw-indicatie terecht komen op een plek die bij hen past. En, waar dat kan, bij een gewone werkgever. De Wsw maakt het mogelijk dat mensen die (begeleid) willen werken, dat ook daadwerkelijk kunnen doen in een zo normaal mogelijke arbeidsomgeving. Het gaat om mensen met een lichamelijke, verstandelijke of psychische handicap, die op de Wsw zijn aangewezen om te kunnen werken.
De sociale werkvoorziening is alleen bestemd voor mensen die daar ook echt thuishoren.
Het UWV WERKbedrijf bepaalt dit via de Wsw-indicatie.

Schuldhulpverlening wordt op Walcheren uitgevoerd door de Kredietbank Walcheren. Begin 2010 is het wetsontwerp Gemeentelijke Schuldhulpverlening bij de Tweede Kamer ingediend. Deze wet legt aan gemeenten een specifieke zorgplicht op terwijl een algemene zorgplicht al bestaat.
Een van de eisen die genoemde (kader)wet aan de gemeenten gaat stellen, is dat toepassing gegeven moet worden aan integrale schuldhulpverlening. Dit betekent dat er bij schuld-hulpverlening niet alleen aandacht moet zijn voor het oplossen van de financiële problemen van een cliënt, maar ook voor eventuele omstandigheden die op enigerlei wijze in verband staan met de financiële problemen van de cliënt. Het kan daarbij bijvoorbeeld gaan om psychosociale factoren, relatieproblemen, de woonsituatie, de gezondheid, de verslaving of de gezinssituatie. Het is van belang in het kader van deschuldhulpverlening de eventuele oorzaken die ten grondslag liggen aan het ontstaan van de schulden, zo mogelijk weg te nemen. Hetzelfde geldt uiteraard ook voor het wegnemen van omstandigheden die het oplossen van problematische schulden in de weg staan. Kortom het wegnemen van deze oorzaken of omstandigheden is in veel gevallen essentieel om de financiële problemen van de cliënt in structurele zin op te lossen. Het spreekt daarbij vanzelf dat deze vorm van integrale schuldhulpverlening toegesneden moet zijn op de individuele schuldenaar (maatwerk).
Activiteiten gericht op preventie om problematische schulden zoveel mogelijk te voorkomen door bijvoorbeeld voorlichting, vroegsignalering, bestrijding van niet gebruik of budgetbegeleiding zijn onderdeel van integrale schuldhulpverlening. Dit geldt ook voor het verlenen van nazorg. Dit om te voorkomen dat schuldenaren opnieuw met problematische schulden te maken krijgen. De gemeenten krijgen op basis van het wetsvoorstel de taak een (beleids)plan vast te stellen die richting geeft over integrale schuldhulpverlening en de regierol daarbij.

Documenten: • Gemeenten en de WWB en de WIJ
  • Wet Investeren in Jongeren
  • Wet Sociale Werkvoorziening
  • Wetsvoorstel Schuldhulpverlening
  • MvT Wet Schuldhulpverlening


2. Coalitieakkoorden Middelburg, Veere en Vlissingen

Na de verkiezingen in maart 2010 zijn in de drie Walcherse gemeenten nieuwe colleges samengesteld. De coalitieakkoorden beschrijven de uitgangspunten voor het beleid van de komende vier jaar.

In het document Samenvatting zijn de voornemens van de drie gemeenten over de invulling van beleid ten aanzien van participatie, sociale voorzieningen en arbeidsmarkt op een rijtje gezet.
De coalitieakkoorden maken duidelijk dat de gemeenten intensieve inhoudelijke samenwerking binnen de regio voorstaan, ook met gesubsidieerde instellingen en organisaties.

Middelburg beschrijft concrete voornemens, o.a. over de schuldhulpverlening effectiever maken door de samenwerking tussen kredietbank en maatschappelijk werk te versterken, mensen die gebruikmaken van de voedselbank begeleiding aanbieden, uitkerings-gerechtigden begeleiden bij vrijwilligerswerk en mantelzorg, met de participatieladder werken, jongeren stimuleren langer door te leren, stageplaatsen aanbieden voor jongeren en investeren in werkgeversadviseurs. Middelburg wil één uitvoeringsorgaan Wmo tot stand brengen op Walcheren.

Veere geeft in meer algemene termen aan dat men het huidige voorzieningenniveau wil handhaven en daarbij rekening wil houden met individuele behoeften.

Vlissingen wil samen met het maatschappelijke middenveld en het bedrijfsleven een realistische aanpak van de armoede ontwikkelen, via re-integratie maatschappelijke participatie stimuleren (met een voortrekkersrol voor het voorgenomen MOB), additionele arbeid bevorderen en bij aanbestedingen een re-integratiedoel inbouwen. Vlissingen wil onderzoeken of gebaseerd op het compensatiebeginsel van de Wmo algemene voorzieningen kunnen worden gerealiseerd.

Documenten: • Samenvatting
  • Coalitieakkoord Middelburg
  • Coalitieprogramma Veere
  • Coalitieakkoord Vlissingen


3. Kadernota Participatie van de gemeenten

De gemeenten Middelburg, Veere en Vlissingen schreven een gezamenlijke Kadernota Participatiebeleid (2010). Het doel is inwoners die ondersteuning nodig hebben bij het deelnemen in de samenleving, begeleiding op maat te bieden. Daarom is gekozen voor een samenhangende benadering vanuit alle gemeentelijke regietaken. De wetten die gaan om het 'meedoen' van inwoners worden tot nu toe grotendeels gescheiden uitgevoerd, door verschillende instanties. Om het klantmanagement te stroomlijnen moeten afspraken worden gemaakt over gedeelde werkprocessen. De bedoeling is dat inwoners die om ondersteuning vragen, te maken krijgen met één loket, één klantmanager en één plan. Waar mogelijk wordt ingezet op het verkrijgen van arbeid. Waar dit (nog) niet mogelijk is, wordt een aanbod op het gebied van participatie gedaan.

Een belangrijk werkinstrument is de participatieladder. Daarmee kan voor elk individu het niveau van deelname in de samenleving worden bepaald en ook het groeipotentieel vastgesteld. De participatieladder kent zes treden:
1. Geïsoleerd
2. Sociale contacten buitenshuis
3. Deelname aan georganiseerde activiteiten
4. Onbetaald werk
5. Betaald werk met ondersteuning
6. Betaald werk

De participatievisie bevat negen uitgangspunten voor de Walcherse visie:
1. De keuze voor een beknopte, heldere en pragmatische visie.
2. Sturen op de vraag en dat wordt integraal gedaan.
3. Beoordelen van de participatieladder en deze bij ingeschatte meerwaarde invoeren.
4. Inzetten op duurzame participatie.
5. Inzet van gelden standaard baseren op individuele trajecten.
6. Het belang van het ROC onderkennen voor de Zeeuwse infrastructuur.
7. Scenario’s in beeld brengen om de Walcherse samenleving minder kwetsbaar te maken.
8. Daarbij de vraag betrekken of het wenselijk en mogelijk is om het principe van één klantmanager te hanteren.
9. Overwegen om het ROC een onderzoek educatief maatwerk voor Walcheren uit te laten voeren, naar voorbeeld van het gedane onderzoek in de Oosterschelderegio.

Het ROC Zeeland is een belangrijk instituut voor volwasseneneducatie en inburgerings-trajecten. Wil het ROC een goede samenwerkingspartner in het participatiebeleid worden, moeten er afspraken worden gemaakt over een vraaggestuurd aanbod. Ook moet worden onderzocht welke rol het VAVO (Voortgezet Algemeen Volwassenen Onderwijs) in het participatiebeleid kan spelen.

Voor de samenwerking tussen de gemeenten Middelburg, Veere en Vlissingen die nodig is voor de uitvoering van het participatiebeleid, wordt geen formele Wgr-overeenkomst, maar een bestuurlijk platform voorgesteld. De inzet is maximale afstemming terwijl de gemeenten autonoom blijven. Met het oog op sturing op hoofdlijnen en efficiency worden overleggen ineengeschoven of aan elkaar gekoppeld.

Documenten • Kadernota Participatiebeleid
  • Bijlage 1: Modellen
  • Bijlage 2: WWB, WI en WIJ
  • Bijlage 3: Waarom participatie?
  • Bijlage 4 Uitgangspunten participatievisie
  • Bijlage 5: Aanbod participatie ROC en SDW
  • Bijlage 6: VAVO


4. Visie van de organisaties

In het visiedocument 'Een MensOntwikkelBedrijf voor Walcheren' (2009) maken de directies van SDW/KBW en LétÉ/Adz duidelijk dat hun ambitie is inwoners die sociaal en economisch aan de kant staan, weer actief onderdeel te laten uitmaken van de Walcherse samenleving. Zij staan een integrale aanpak voor waarmee mensen met een uitkering begeleid worden naar werk of maatschappelijke participatie. Deze visie wordt gedeeld door de besturen van de organisaties.

Voor een integrale aanpak biedt intensieve samenwerking tussen SDW, KBW en LétÉ goede mogelijkheden. De drie organisaties richten zich nu al op dezelfde doelgroep. De Sociale Dienst zoekt werk(plekken) voor veel uitkeringsgerechtigden en koopt hiervoor producten in bij externe re-integratiebedrijven. Het SW-bedrijf heeft daar de infrastructuur voor, maar is zo gericht op productie dat medewerkers nauwelijks doorstromen. De Kredietbank heeft veel knowhow over armoedebeleid, maar niet de middelen en de bedrijfsvoering om ook preventie en begeleiding effectief van de grond te krijgen.

Gezamenlijkheid biedt voordelen voor de klant (integrale dienstverlening volgens de participatieladder, maatwerk, ook zorg op de werkplek), voor de gemeenten (minder exploitatiekosten, minder risico’s, optimaal gebruik van de financiering, één aanspreekpunt) en voor de organisatie (flexibiliteit en ontschotting, innovatie in de bedrijfsvoering). De arbeidsmarkt op Walcheren heeft er ook baat bij doordat de mismatch tussen vraag en aanbod verkleind kan worden en er grotere werkgelegenheidsprojecten kunnen worden gerealiseerd waarmee diverse doelgroepen werkervaring kunnen opdoen.

SDW bestaat als zodanig sinds 1 januari 2006. De SDW is er middels preventie, inkomens-zorg danwel armoedebeleid op gericht dat haar klanten een zelfstandige bestaansvoorziening krijgen en worden geactiveerd tot maatschappelijke participatie. In de loop der jaren zijn de werkprocessen efficiënter en klantvriendelijker gemaakt. In samenwerking met UWV en LétÉ is een WerkgeverServicePunt opgezet. Samen met KBW is een integrale manier van werken rondom de intake van mensen met schulden gestart, waardoor zij sneller en beter worden geholpen.
SDW wil meer re-integratieactiviteiten zelf uitvoeren in plaats van uitbesteden. De uitstroom naar regulier werk is de laatste tijd afgenomen door de economische crisis en doordat de meest kansrijke klanten aan een baan zijn geholpen. De focus moet nu meer liggen op resultaten op het gebied van persoonlijke ontwikkeling en deelname aan de maatschappij, waardoor de klanten die nu een grote afstand hebben tot de arbeidsmarkt, niet aan de kant blijven staan. Met behulp van de participatieladder kan stap voor stap gewerkt worden naar duurzame uitstroom. Het werken met de ladder maakt ook tussentijdse vorderingen meetbaar. De SDW verwacht dat bij economisch herstel van de arbeidsmarkt een tekort zal ontstaan aan gekwalificeerd personeel.

De KBW wil zich meer richten op preventie om problematische schuldsituaties te voorkomen en op versterking van de eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid van de hulp-vragers. Met het oog op maatwerk is het belangrijk om beleid en uitvoeringsproces af te stemmen op categorieën van klanten. De Kredietbank wil laagdrempelige integrale dienst-verlening bieden, niet alleen technische schuldhulpverlening, maar ook begeleiding gericht op zelfredzaamheid, bij verandering van gedrag en het aanleren van vaardigheden. De kerncompetentie van KBWmedewerkers is echter nog financiële hulpverlening; zij zouden moeten worden geëquipeerd voor de taken die bij integrale dienstverlening horen. Mogelijkheden hiervoor bieden de vorming van een MOB of samenwerking met het Maatschappelijk werk.

LétÉ/ADZ had in 2003 en 2004 net als alle SW-bedrijven in Nederland oplopende exploitatietekorten. Door de strengere indicatiestelling stroomden geen productieve vakmensen meer in en de loonkosten waren hoger dan de rijkssubsidie. In 2005 reorga-niseerde LétÉ van een productiebedrijf naar een bedrijf dat zich meer richt op het ontwik-kelen van mensen. De belangrijkste maatregelen: niet-gesubsidieerd personeel met 25% terugbrengen, houtafdeling opheffen, metaalafdeling afslanken, externe locatie afstoten, divisie Integratie verzelfstandigen, afdeling Detachering opzetten. De financiële situatie werd snel beter. In 2007 en 2008 was er een exploitatieoverschot. In 2009 liepen de opbrengsten door de economische crisis sterk terug. In dat jaar fuseerde LétÉ met ADZ. De afgelopen jaren werd duidelijk dat de organisatie kwetsbaar is door de reductie van ondersteunend personeel. Er ontstond meer samenwerking met SDW en KBW.

Documenten: • Visiedocument MOB
  • Historie SDW
  • Visie SDW
  • Visie Kredietbank
  • Historie LétÉ/ADZ


5. Financiële kaders van de organisaties

De SDW kent vier financieringsstromen. Voor de kosten van bijstandsuitkeringen en re-integratie ontvangen gemeenten geld van het Rijk (respectievelijk Inkomensdeel en Werkdeel), dat doorbetaald wordt aan de SDW. Daarnaast worden de kosten van bijzondere bijstand/minimabeleid vergoed en ontvangt de SDW een vast bedrag voor de exploitatie.

  voor 2010
Inkomensdeel jaarlijks rijksbudget voor uitkeringslasten, via een verdeelsleutel verdeeld onder de gemeenten
(in 2006 t/m 2009 is door de gemeenten € 5,7 miljoen minder aan SDW doorbetaald dan van het rijk ontvangen, in 2010 bijbetaling van € 0,8 miljoen)
€ 33,8 miljoen
Werkdeel jaarlijks rijksbudget voor re-integratie en participatie, ook verdeeld onder de gemeenten (bestemmings-plicht, dus 100% doorbetaald door de gemeenten) € 10,8 miljoen
Minimabeleid volledige verstrekking van kosten voor bijzondere bijstand en minimabeleid door de gemeenten € 3,7 miljoen
Exploitatie vergoeding door de gemeenten voor salarissen, huisvesting, automatisering etc. € 9,2 miljoen

De KBW kent verschillende financieringsbronnen. Deze zijn gerelateerd aan de producten die zij aanbiedt. Voor de exploitatiekosten ontvangt de KBW een vast bedrag van de gemeenten. Tegenover de producten die zij aanbiedt staan ook opbrengsten vanuit klanten en de gemeenten buiten Walcheren waarvoor de KBW diensten verleend. De belangrijkste producten zijn: persoonlijke leningen; budgetbeheer; schuldsanering en schuldbemiddeling.

LétÉ/ADZ: Het UWV is verantwoordelijk voor de totstandkoming van de indicatiestelling WSW die bepaalt of iemand een arbeidshandicap heeft en kan instromen in een SW-organisatie. Het rijk bepaalt jaarlijks per gemeente voor hoeveel WSW-formatie subsidie wordt verstrekt. Deze formatie wordt uitgedrukt in subsidie-eenheden (se) en wordt de taakstelling genoemd. Voor 2010 bedraagt de taakstelling voor Walcheren 686 se. De huidige formatie van 694 se zal in de loop van het jaar dus moeten afnemen. Voor personeelskosten stelt het rijk € 27.080 per se ter beschikking. De feitelijke personeelskosten worden door een specifieke CAO bepaald en komen hoger uit. De exploitatiekosten worden zo veel mogelijk betaald met opbrengsten uit de werksoorten, daarnaast met een vaste gemeentelijke bijdrage. In 2007 en 2008 kon daarvan een deel aan de gemeenten worden terugbetaald vanwege het exploitatieoverschot. In 2009 liepen de opbrengsten van de werksoorten door de economische crisis sterk terug en was een extra gemeentelijke bijdrage nodig. Dit geldt ook voor 2010. Voor 2011 worden maatregelen genomen om de extra gemeentelijke bijdrage te verlagen.

  voor 2010
Personeelskosten rijkssubsidie 686 x € 27.080
feitelijke kosten
negatief resultaat
€ 19,6 miljoen
€ 20,1 miljoen
- € 1,5 miljoen
Exploitatie vaste gemeentelijke bijdrage voor huisvesting, ambtelijke organisatie, bedrijfskosten
extra gemeentelijke bijdrage
€ 786.000

€ 956.000

Documenten: • Financiering Sociale Dienst
  • Financiering Kredietbank
  • Financiering LétÉ/ADZ


6. Landelijke ontwikkelingen

Hieronder een opsomming van de belangrijkste discussies en onderzoeken in het sociaal domein van de afgelopen jaren. Ze geven tendenzen en denkrichtingen aan. Sommige discussies en onderzoeken zijn afgerond, sommige nog niet. Overeenkomst is dat de discussies en onderzoeken van de afgelopen jaren bijna allemaal uitkomen op een pleidooi voor één regeling voor werk en inkomen voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.

In maart 2008 presenteerde de commissie Fundamentele herbezinning Wsw (in de volksmond de Commissie De Vries) een advies voor een sluitend en efficiënt systeem van werk en inkomen voor arbeidsgehandicapten. De afbakening van de doelgroep wordt niet bepaald door de aard van de beperkingen, maar door de feitelijke afstand tot de arbeidsmarkt. Het nieuwe stelsel is gericht op mensen die in staat zijn tussen de 20% en 100% van het minimumloon te verdienen. Wie een hogere loonwaarde heeft, wordt geacht een plek te vinden op de reguliere arbeidsmarkt. Wie onder de ondergrens zit, is aangewezen op dagbesteding AWBZ. Aan publieke middelen wordt voor begeleiding en ondersteuning maximaal € 17.500 netto per jaar per persoon beschikbaar gesteld. Het nieuwe stelsel stimuleert de overgang van SW-medewerkers van een ‘beschutte’ werkplek naar een reguliere werkplek. Voor werkgevers worden drempels (administratieve rompslomp, vrees voor financiële risico’s en negatieve beeldvorming) voor het aannemen van SW-geïndiceerde medewerkers weggenomen.

Gemeenten en UWV zijn - ieder voor hun eigen uitkeringsgerechtigden - verantwoordelijk voor indicatie en plaatsing. Iemands verdiencapaciteit en behoefte aan begeleiding en ondersteuning moeten worden bepaald op een concrete tijdelijke werkplek. Dan worden een maatwerkpakket en een bekostigingsplaatje vastgesteld. Na enige tijd volgt een herindicatie, in elk geval als na een half jaar nog geen definitieve werkplek gevonden is.

Gemeenten en UWV zijn vrij in de keuze van organisaties voor de uitvoering. Soms komen bij de Werkpleinen al geschikte leerwerkplekken of vacatures in beeld, soms zal een zoekopdracht uitgaan naar SW-bedrijven, re-integratiebedrijven of uitzendbureaus. Nu zijn SW-bedrijven nog vaak gericht op productie en worden medewerkers nauwelijks gestimuleerd om een baan buiten het bedrijf te zoeken. De SW-bedrijven moeten zich verbreden tot een leerwerkbedrijf met drie functies: springplank voor de medewerkers (arbeidsritme opdoen, vakvaardigheden leren), ambassadeur en vraagbaak voor reguliere werkgevers (voorlichting, bemiddeling naar en begeleiding op de werkplek) en vangnet (werk voor degenen voor wie geen werkplek gevonden kan worden).

Werkzoekenden krijgen het recht op een persoonsgebonden budget, waarbij zij zelf een organisatie inschakelen of een traject samenstellen. Het meest kwetsbare deel van de doelgroep, bij wie de kosten hoger zijn dan de vastgestelde loonwaarde, krijgt een baangarantie.

Het beloningssysteem prikkelt mensen zo veel mogelijk van hun arbeidscapaciteit in te zetten. Ze gaan erop vooruit als ze meer uren gaan werken, productiever worden of overstappen naar een baan zonder ondersteuning. Het beloningssysteem is opgebouwd uit:

Componenten Uit te betalen door
a. participatievergoeding 10% van het minimumloon gemeente of UWV
b. loonwaardevergoeding beloning geleverde prestatie werkgever
c. eventueel aanvullende uitkering hierop wordt 75% van de loonwaarde gekort gemeente of UWV

De financiering van het systeem moet budgettair neutraal verlopen. De kosten moeten worden gedekt uit de middelen die vrijvallen door besparing op de uitkeringen (Inkomensdeel gemeenten), uitstroom uit de huidige Wsw en besparingen op het W-deel van de WWB. De besparingen door de gemeenten worden overgeheveld naar een geoormerkt fonds (FLOW). Volgens een verdeelsleutel worden deze middelen verdeeld onder de gemeenten. Dat zal voldoende zijn om de participatievergoeding en de kosten voor begeleiding en ondersteuning te dekken. Wat gemeenten overhouden, kunnen ze inzetten voor personen met een baangarantie.

De nieuwe aanpak wordt alleen een succes als het overgrote deel van de verbrede doelgroep bij reguliere werkgevers geplaatst kan worden. Die moeten erop kunnen vertrouwen dat zij waar voor hun geld krijgen (objectieve loonwaardemeting) en dat zij en hun werknemers goed worden ondersteund (bijvoorbeeld door jobcoaches).

Het systeem wordt gefaseerd ingevoerd. Het zal alleen gelden voor nieuwe instroom van mensen met een beperking. Pilots moeten aantonen of iedereen met een beperking op dezelfde manier zo veel mogelijk aan werk geholpen kan worden, of de middelen toereikend zijn en of er geen nieuwe wachtlijsten ontstaan.

In maart 2010 adviseerde Divosa, de vereniging van directeuren van Sociale Diensten, dat er één regeling moet komen voor mensen die niet zelfstandig het wettelijke minimumloon kunnen verdienen. Samenvoeging van de WSW, de Wajong en de gemeentelijke loonkostensubsidies vanuit de WWB heft de ongelijkheid tussen deze regelingen op. Sociale diensten zijn beter in staat mensen aan werk te helpen, het ondoorzichtige oerwoud van stimuleringsregelingen verdwijnt en de uitgaven voor de uitkeringen gaan omlaag. Het uitgangspunt is dat mensen werken naar vermogen en dat een uitkering daarop een aanvulling is.

Cedris, de brancheorganisatie van SW-bedrijven, onderschrijft dit advies, omdat één regeling meer mensen kans op werk biedt, rechtvaardig is en goedkoper. De SWbedrijven helpen in de praktijk al niet meer alleen WSW'ers aan de slag, maar ook mensen uit de WWB en de Wajong, omdat het om vergelijkbare problemen en baat bij dezelfde aanpak gaat.

In april 2010 werd het advies Op afstand van de arbeidsmarkt gepresenteerd door werkgroep 9 van de brede heroverwegingen (ingesteld door kabinet Balkenende IV om bezuinigingsmogelijkheden te onderzoeken). Daarin staan als besparingsmogelijkheden in de sociale zekerheid:
1. Jongeren met problemen: meer doen aan preventie door budgetten en verantwoordelijkheden in één hand te brengen, bij de gemeenten; in de overgang tussen speciaal onderwijs en arbeidsmarkt een verlengde schoolperiode inbouwen; de Wajong alleen toegankelijk maken voor volledig en duurzaam arbeidsgehandicapten; de polisvoorwaarden in de Wajong versoberen.
2. Meer reguliere en minder beschutte arbeid: WSW afschaffen en overgaan op een systeem van loondispensatie.
3. Regelingen integreren: één regeling maken, op het niveau van het sociaal minimum.
4. Werk financieel aantrekkelijk maken: de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting doorvoeren in de hoogte van de uitkeringen; de bijstandsuitkering voor alleenstaande ouders en paren zonder kinderen verlagen.
5. Baanmogelijkheden benutten en creëren: het wettelijk minimumloon verlagen voor meer mogelijkheden voor banen aan de onderkant van de arbeidsmarkt; re-integratiebudget van gemeenten en UWV verlagen zodat ze zich meer richten op uitstroom naar de arbeidsmarkt en minder op mensen met een grote afstand daartoe.

Documenten: • Hoofdlijnen rapport Commissie De Vries
• Aanbevelingenkaart Commissie De Vries
  • Persbericht Divosa
  • Persbericht Cedris
  • Samenvatting o.a. visie MOB en cie De Vries
  • Rapport Afstand arbeidsmarkt


Samenwerking