|
Documenten: | • Samenvatting |
• Coalitieakkoord Middelburg | |
• Coalitieprogramma Veere | |
• Coalitieakkoord Vlissingen |
De gemeenten Middelburg, Veere en Vlissingen schreven een gezamenlijke Kadernota
Participatiebeleid (2010). Het doel is inwoners die ondersteuning nodig hebben bij het
deelnemen in de samenleving, begeleiding op maat te bieden. Daarom is gekozen voor
een samenhangende benadering vanuit alle gemeentelijke regietaken. De wetten die
gaan om het 'meedoen' van inwoners worden tot nu toe grotendeels gescheiden
uitgevoerd, door verschillende instanties. Om het klantmanagement te stroomlijnen
moeten afspraken worden gemaakt over gedeelde werkprocessen. De bedoeling is dat
inwoners die om ondersteuning vragen, te maken krijgen met één loket, één klantmanager
en één plan. Waar mogelijk wordt ingezet op het verkrijgen van arbeid. Waar
dit (nog) niet mogelijk is, wordt een aanbod op het gebied van participatie gedaan.
Een belangrijk werkinstrument is de participatieladder. Daarmee kan voor elk individu
het niveau van deelname in de samenleving worden bepaald en ook het groeipotentieel
vastgesteld. De participatieladder kent zes treden:
1. Geïsoleerd
2. Sociale contacten buitenshuis
3. Deelname aan georganiseerde activiteiten
4. Onbetaald werk
5. Betaald werk met ondersteuning
6. Betaald werk
De participatievisie bevat negen uitgangspunten voor de Walcherse visie:
1. De keuze voor een beknopte, heldere en pragmatische visie.
2. Sturen op de vraag en dat wordt integraal gedaan.
3. Beoordelen van de participatieladder en deze bij ingeschatte meerwaarde
invoeren.
4. Inzetten op duurzame participatie.
5. Inzet van gelden standaard baseren op individuele trajecten.
6. Het belang van het ROC onderkennen voor de Zeeuwse infrastructuur.
7. Scenario’s in beeld brengen om de Walcherse samenleving minder kwetsbaar te
maken.
8. Daarbij de vraag betrekken of het wenselijk en mogelijk is om het principe van
één klantmanager te hanteren.
9. Overwegen om het ROC een onderzoek educatief maatwerk voor Walcheren uit te
laten voeren, naar voorbeeld van het gedane onderzoek in de Oosterschelderegio.
Het ROC Zeeland is een belangrijk instituut voor volwasseneneducatie en inburgerings-trajecten.
Wil het ROC een goede samenwerkingspartner in het participatiebeleid worden, moeten er
afspraken worden gemaakt over een vraaggestuurd aanbod. Ook moet worden
onderzocht welke rol het VAVO (Voortgezet Algemeen Volwassenen Onderwijs) in het
participatiebeleid kan spelen.
Voor de samenwerking tussen de gemeenten Middelburg, Veere en Vlissingen die nodig is
voor de uitvoering van het participatiebeleid, wordt geen formele Wgr-overeenkomst,
maar een bestuurlijk platform voorgesteld. De inzet is maximale afstemming terwijl de
gemeenten autonoom blijven. Met het oog op sturing op hoofdlijnen en efficiency worden
overleggen ineengeschoven of aan elkaar gekoppeld.
In het visiedocument 'Een MensOntwikkelBedrijf voor Walcheren' (2009) maken de
directies van SDW/KBW en LétÉ/Adz duidelijk dat hun ambitie is inwoners die sociaal en
economisch aan de kant staan, weer actief onderdeel te laten uitmaken van de
Walcherse samenleving. Zij staan een integrale aanpak voor waarmee mensen met een
uitkering begeleid worden naar werk of maatschappelijke participatie. Deze visie wordt
gedeeld door de besturen van de organisaties.
Voor een integrale aanpak biedt intensieve samenwerking tussen SDW, KBW en LétÉ
goede mogelijkheden. De drie organisaties richten zich nu al op dezelfde doelgroep. De
Sociale Dienst zoekt werk(plekken) voor veel uitkeringsgerechtigden en koopt hiervoor
producten in bij externe re-integratiebedrijven. Het SW-bedrijf heeft daar de infrastructuur
voor, maar is zo gericht op productie dat medewerkers nauwelijks
doorstromen. De Kredietbank heeft veel knowhow over armoedebeleid, maar niet de
middelen en de bedrijfsvoering om ook preventie en begeleiding effectief van de grond te
krijgen.
Gezamenlijkheid biedt voordelen voor de klant (integrale dienstverlening volgens de
participatieladder, maatwerk, ook zorg op de werkplek), voor de gemeenten (minder
exploitatiekosten, minder risico’s, optimaal gebruik van de financiering, één
aanspreekpunt) en voor de organisatie (flexibiliteit en ontschotting, innovatie in de
bedrijfsvoering).
De arbeidsmarkt op Walcheren heeft er ook baat bij doordat de mismatch tussen vraag
en aanbod verkleind kan worden en er grotere werkgelegenheidsprojecten kunnen
worden gerealiseerd waarmee diverse doelgroepen werkervaring kunnen opdoen.
SDW bestaat als zodanig sinds 1 januari 2006. De SDW is er middels preventie,
inkomens-zorg danwel armoedebeleid op gericht dat haar klanten een zelfstandige
bestaansvoorziening krijgen en worden geactiveerd tot maatschappelijke participatie. In
de loop der jaren zijn de werkprocessen efficiënter en klantvriendelijker gemaakt. In
samenwerking met UWV en LétÉ is een WerkgeverServicePunt opgezet. Samen met KBW
is een integrale manier van werken rondom de intake van mensen met schulden gestart,
waardoor zij sneller en beter worden geholpen.
SDW wil meer re-integratieactiviteiten zelf uitvoeren in plaats van uitbesteden. De
uitstroom naar regulier werk is de laatste tijd afgenomen door de economische crisis en
doordat de meest kansrijke klanten aan een baan zijn geholpen. De focus moet nu meer
liggen op resultaten op het gebied van persoonlijke ontwikkeling en deelname aan de
maatschappij, waardoor de klanten die nu een grote afstand hebben tot de arbeidsmarkt,
niet aan de kant blijven staan. Met behulp van de participatieladder kan stap voor stap
gewerkt worden naar duurzame uitstroom. Het werken met de ladder maakt ook
tussentijdse vorderingen meetbaar. De SDW verwacht dat bij economisch herstel van de
arbeidsmarkt een tekort zal ontstaan aan gekwalificeerd personeel.
De KBW wil zich meer richten op preventie om problematische schuldsituaties te
voorkomen en op versterking van de eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid van
de hulp-vragers. Met het oog op maatwerk is het belangrijk om beleid en
uitvoeringsproces af te stemmen op categorieën van klanten. De Kredietbank wil
laagdrempelige integrale dienst-verlening bieden, niet alleen technische
schuldhulpverlening, maar ook begeleiding gericht op zelfredzaamheid, bij verandering
van gedrag en het aanleren van vaardigheden. De kerncompetentie van KBWmedewerkers
is echter nog financiële hulpverlening; zij zouden moeten worden
geëquipeerd voor de taken die bij integrale dienstverlening horen. Mogelijkheden
hiervoor bieden de vorming van een MOB of samenwerking met het Maatschappelijk
werk.
LétÉ/ADZ had in 2003 en 2004 net als alle SW-bedrijven in Nederland oplopende
exploitatietekorten. Door de strengere indicatiestelling stroomden geen productieve
vakmensen meer in en de loonkosten waren hoger dan de rijkssubsidie. In 2005
reorga-niseerde LétÉ van een productiebedrijf naar een bedrijf dat zich meer richt op het
ontwik-kelen van mensen. De belangrijkste maatregelen: niet-gesubsidieerd personeel
met 25% terugbrengen, houtafdeling opheffen, metaalafdeling afslanken, externe locatie
afstoten, divisie Integratie verzelfstandigen, afdeling Detachering opzetten. De financiële
situatie werd snel beter. In 2007 en 2008 was er een exploitatieoverschot. In 2009 liepen
de opbrengsten door de economische crisis sterk terug. In dat jaar fuseerde LétÉ met
ADZ. De afgelopen jaren werd duidelijk dat de organisatie kwetsbaar is door de reductie
van ondersteunend personeel. Er ontstond meer samenwerking met SDW en KBW.
Documenten: | • Visiedocument MOB |
• Historie SDW | |
• Visie SDW | |
• Visie Kredietbank | |
• Historie LétÉ/ADZ |
De SDW kent vier financieringsstromen. Voor de kosten van bijstandsuitkeringen en re-integratie
ontvangen gemeenten geld van het Rijk (respectievelijk Inkomensdeel en Werkdeel), dat doorbetaald wordt aan de SDW. Daarnaast worden de kosten van bijzondere
bijstand/minimabeleid vergoed en ontvangt de SDW een vast bedrag voor de exploitatie.
voor 2010 | ||
Inkomensdeel | jaarlijks rijksbudget voor uitkeringslasten, via een verdeelsleutel verdeeld onder de gemeenten (in 2006 t/m 2009 is door de gemeenten € 5,7 miljoen minder aan SDW doorbetaald dan van het rijk ontvangen, in 2010 bijbetaling van € 0,8 miljoen) |
€ 33,8 miljoen |
Werkdeel | jaarlijks rijksbudget voor re-integratie en participatie, ook verdeeld onder de gemeenten (bestemmings-plicht, dus 100% doorbetaald door de gemeenten) | € 10,8 miljoen |
Minimabeleid | volledige verstrekking van kosten voor bijzondere bijstand en minimabeleid door de gemeenten | € 3,7 miljoen |
Exploitatie | vergoeding door de gemeenten voor salarissen, huisvesting, automatisering etc. | € 9,2 miljoen |
voor 2010 | ||
Personeelskosten | rijkssubsidie 686 x € 27.080 feitelijke kosten negatief resultaat |
€ 19,6 miljoen € 20,1 miljoen - € 1,5 miljoen |
Exploitatie | vaste gemeentelijke bijdrage voor huisvesting, ambtelijke organisatie, bedrijfskosten extra gemeentelijke bijdrage |
€ 786.000 € 956.000 |
Documenten: | • Financiering Sociale Dienst |
• Financiering Kredietbank | |
• Financiering LétÉ/ADZ |
Hieronder een opsomming van de belangrijkste discussies en onderzoeken in het
sociaal domein van de afgelopen jaren. Ze geven tendenzen en denkrichtingen aan.
Sommige discussies en onderzoeken zijn afgerond, sommige nog niet. Overeenkomst is
dat de discussies en onderzoeken van de afgelopen jaren bijna allemaal uitkomen op een
pleidooi voor één regeling voor werk en inkomen voor mensen met een afstand tot de
arbeidsmarkt.
In maart 2008 presenteerde de commissie Fundamentele herbezinning Wsw (in de
volksmond de Commissie De Vries) een advies voor een sluitend en efficiënt systeem
van werk en inkomen voor arbeidsgehandicapten. De afbakening van de doelgroep wordt
niet bepaald door de aard van de beperkingen, maar door de feitelijke afstand tot de
arbeidsmarkt. Het nieuwe stelsel is gericht op mensen die in staat zijn tussen de 20% en
100% van het minimumloon te verdienen. Wie een hogere loonwaarde heeft, wordt
geacht een plek te vinden op de reguliere arbeidsmarkt. Wie onder de ondergrens zit, is
aangewezen op dagbesteding AWBZ. Aan publieke middelen wordt voor begeleiding en
ondersteuning maximaal € 17.500 netto per jaar per persoon beschikbaar gesteld.
Het nieuwe stelsel stimuleert de overgang van SW-medewerkers van een
‘beschutte’ werkplek naar een reguliere werkplek. Voor werkgevers worden
drempels (administratieve rompslomp, vrees voor financiële risico’s en negatieve
beeldvorming) voor het aannemen van SW-geïndiceerde medewerkers weggenomen.
Gemeenten en UWV zijn - ieder voor hun eigen uitkeringsgerechtigden -
verantwoordelijk voor indicatie en plaatsing. Iemands verdiencapaciteit en behoefte aan
begeleiding en ondersteuning moeten worden bepaald op een concrete tijdelijke
werkplek. Dan worden een maatwerkpakket en een bekostigingsplaatje vastgesteld.
Na enige tijd volgt een herindicatie, in elk geval als na een half jaar nog geen definitieve
werkplek gevonden is.
Gemeenten en UWV zijn vrij in de keuze van organisaties voor de uitvoering. Soms
komen bij de Werkpleinen al geschikte leerwerkplekken of vacatures in beeld, soms zal
een zoekopdracht uitgaan naar SW-bedrijven, re-integratiebedrijven of uitzendbureaus.
Nu zijn SW-bedrijven nog vaak gericht op productie en worden medewerkers nauwelijks
gestimuleerd om een baan buiten het bedrijf te zoeken. De SW-bedrijven moeten zich
verbreden tot een leerwerkbedrijf met drie functies: springplank voor de medewerkers
(arbeidsritme opdoen, vakvaardigheden leren), ambassadeur en vraagbaak voor
reguliere werkgevers (voorlichting, bemiddeling naar en begeleiding op de werkplek) en
vangnet (werk voor degenen voor wie geen werkplek gevonden kan worden).
Werkzoekenden krijgen het recht op een persoonsgebonden budget, waarbij zij zelf een
organisatie inschakelen of een traject samenstellen. Het meest kwetsbare deel van de
doelgroep, bij wie de kosten hoger zijn dan de vastgestelde loonwaarde, krijgt een
baangarantie.
Het beloningssysteem prikkelt mensen zo veel mogelijk van hun arbeidscapaciteit in te
zetten. Ze gaan erop vooruit als ze meer uren gaan werken, productiever worden of
overstappen naar een baan zonder ondersteuning.
Het beloningssysteem is opgebouwd uit:
Componenten | Uit te betalen door | |
a. participatievergoeding | 10% van het minimumloon | gemeente of UWV |
b. loonwaardevergoeding | beloning geleverde prestatie | werkgever |
c. eventueel aanvullende uitkering | hierop wordt 75% van de loonwaarde gekort | gemeente of UWV |